torcerse
- tor·cer·se
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
torcerse |
torcía |
torcido |
volledig |
torcerse
- wederkerend verzwikken, verstuiken
- mislopen, mislukken
- afslaan, afbuigen
- zuur worden (melk & wijn)
- torcerse in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española