• ver·stui·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verstuiken
verstuikte
verstuikt
zwak -t volledig

verstuiken

  1. overgankelijk gewrichtsletsel oplopen waarbij geen botbreuk optreedt en de gewrichtvlakken nog wel stabiel naast elkaar blijven
    • Men verstuikt meestal een enkel. 
94 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]