toiletteren
- Geluid: toiletteren (hulp, bestand)
- toi·let·te·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
toiletteren |
toiletteerde |
getoiletteerd |
zwak -d | volledig |
toiletteren
- het toilet bezoeken
- het uiterlijk verzorgen, zich opknappen of opmaken
- Het woord toiletteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "toiletteren" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be