Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tob·den af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aftobben

tobden af

  1. meervoud verleden tijd van aftobben
    • Wij tobden af. 
    • Jullie tobden af. 
    • Zij tobden af. 


Gangbaarheid