titelhoudster
- ti·tel·houd·ster
- afleiding titelhouder met het achtervoegsel -ster
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | titelhoudster | titelhoudsters |
verkleinwoord |
de titelhoudster v
- (sport) iemand die de vorige keer kampioen is geworden
- ▸ De Zwitserse Belinda Bencic werd zaterdag in de halve finales (tegen titelhoudster Jelina Svitolina) de vierde speelster van het toernooi die de strijd moest staken door een blessure. Naomi Osaka, haar vervangster Kiki Bertens en Bianca Andreescu haakten eerder af.[1]
- ▸ Achtvoudig kampioene en titelhoudster Wüst wist in de slotrit net niet onder de tijd van Wijfje te duiken: 1.55,69. Joy Beune werd met een tijd van 1.55,87 derde en gaat net als Wijfje en Wüst naar de WK afstanden in Salt Lake City.[2]
- Het woord titelhoudster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Bencic vierde blessuregeval WTA Finals, Barty en Svitolina in eindstrijd” (Zaterdag 2 november 2019, 17:06), NOS
- ↑ Weblink bron “Wijfje troeft Wüst af en pakt titel op 1.500 meter” (Vrijdag 27 december 2019, 19:39), NOS