tirade
- ti·ra·de
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘omhaal van woorden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1844 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tirade | tirades |
verkleinwoord |
de tirade v
- felle woordenstroom
- De politicus hield een tirade over het onrecht dat zijn kiezers werd aangedaan.
- Het woord tirade staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tirade" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "tirade" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be