Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • timet
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
timen

timet

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van timen
    • Jij timet. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van timen
    • Hij timet. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van timen
    • Timet!