timeden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- time·den
Woordherkomst en -opbouw
- timede met de uitgang -en
Werkwoord
vervoeging van |
---|
timen |
timeden
- meervoud verleden tijd van timen
- Wij timeden.
- Jullie timeden.
- Zij timeden.
- Wij timeden.
vervoeging van |
---|
timen |
timeden