tiercé
- tier·cé
- uit het Frans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tiercé | tiercés |
verkleinwoord |
de tiercé m
- (sport) weddenschap waarbij men gokt wie de eerste drie zijn van een race; oorspronkelijk weddenschap waarbij men gokt op drie paarden
- ▸ Als OPQS alles onder controle kan houden tot de laatste keer Molenberg en Haaghoek, dan denk ik dat ze gewonnen spel hebben. Maar het blijft opletten. Mijn tiercé: 1. Boonen, 2. Roelandts, 3. Langeveld en 4. Kristoff.[1]
- Het woord tiercé staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tiercé" herkend door:
21 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Weblink bron jvh“Johan Museeuw: 'Wind valt hier mee'” (01/03/2014), De Standaard
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be