• tien·sen

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

de tiensenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tiens
    • Voert van pacht ende van hueren der selver, voert van tiensen, pensien ofte renthen, die daer uyt gaen, ende verschreven moegen wesen of verschrieven, voert van versterff ende erf-huysen, van contracten, pacten, komenschappen ende schulden als men dat van alts to rigten pleech, mete desen discretien ende moderatien nae beschreven. [1]