tichelaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ti·che·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tichelaar | tichelaars |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de tichelaar m
- (beroep) iemand die werkt in een steenfabriek
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord tichelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tichelaar" herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be