• tia·tjes

de tiaatjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord tia
    • Waar ik een beetje bang voor ben, is dat mensen gaan denken dat dit een zeurboek is, dat ze gaan zeggen: wat stelt dat nou voor, een paar tiaatjes, mijn man mist twee benen. [1]