thuisterrorist
- thuis·ter·ro·rist
- samenstelling van thuis en terrorist
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | thuisterrorist | thuisterroristen |
verkleinwoord | thuisterroristje | thuisterroristjes |
de thuisterrorist m
- het in eigen land terroristische aanslagen (willen) plegen (in plaats van af te reizen naar het conflictgebied)
- Het woord 'thuisterrorist' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.