thronen
- thro·nen
- Afleiding van het Duitse zelfstandige naamwoord Thron
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
thronen |
thronte |
(hat) getrohnt |
zwak | volledig | niet-samengesteld |
thronen
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
thronen |
thronte |
(hat) getrohnt |
zwak | volledig | niet-samengesteld |
thronen