terdege
- ter·de·ge
- In de betekenis van ‘bijwoord van hoedanigheid: flink, goed’ voor het eerst aangetroffen in 1540 [1]
- Samenstelling van het verbogen lidwoord ter en de datiefvorm dege, van deeg, "iets goeds, voorspoed, voordeel, groei enz."
terdege
- grondig, in hoge mate
- Hij was zich dat terdege bewust.
- Het woord terdege staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "terdege" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "terdege" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be