telden uit
- Geluid: telden uit (hulp, bestand)
- tel·den uit
vervoeging van |
---|
uittellen |
telden (...) uit
- meervoud verleden tijd van uittellen
- Wij telden uit.
- Jullie telden uit.
- Zij telden uit.
- Wij telden uit.
- Het woord telden uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.