tekel
- IPA: / teˈkəl / (2 lettergrepen)
- te·kel
- van Aramees תְּקֵל zn (tekeel) opgevat als zelfstandig naamwoord: "sjekel", opgevat als werkwoord "gewogen" [1] [2]
tekel
- (Jiddisch-Hebreeuws) geteld (alleen in onderstaande verbindingen)
- Het woord 'tekel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.