Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tape af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aftapen

tape (...) af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aftapen
    • Ik tape af. 
  2. gebiedende wijs van aftapen
    • Tape af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aftapen
    • Tape je af? 

Gangbaarheid