• ta·bu·le·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
tabuleren
tabuleerde
getabuleerd
zwak -d volledig

tabuleren

  1. overgankelijk tabellen maken (gewoonlijk met een vooraf ingestelde kolombreedte)
    • het resultaat van het gedane werk is getabuleerd in de hierbijgaande opgaven 
61 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be