table
- IPA: /ˈteɪbəl/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
table | tables |
table
- tafel
- «This table is made out of wood.»
- Deze tafel is gemaakt uit hout.
- «This table is made out of wood.»
- tabel
- «This table shows the income of this month.»
- Deze tabel toont de inkomen van deze maand.
- «This table shows the income of this month.»
- to go to table
- aan tafel gaan
- to turn the table upon your opponent
- je tegenstander verslaan met diens eigen argumenten
- table manners
- tafelmanieren
- table of contents
- inhoudsopgave
- table tennis
- tafeltennis
- the tables are turned
- de rollen zijn omgedraaid
Naar frequentie | 535 |
---|
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
table | la table | tables | les tables |
table v
- dresser/mettre la table
- de tafel dekken
- faire table rase
- schoon schip maken
- les tables de la loi
- de tafelen der Wet
- se mettre à table
- aan tafel gaan
- table d'autel
- altaarblad
- table de cuisson
- kookplaat
- table de multiplication
- tafel van vermenigvuldiging
- table de nuit
- nachtkastje
- Zie Wikipedia voor meer informatie.