tôle
tôle v
- (spreektaal) bak, bajes, lik, nor
- (spreektaal) huis, woonruimte [1]
- «Si possible, j'aimerais quitter cette tôle.»
- Als het kan, zou ik deze woonruimte graag verlaten. [2]
- «Si possible, j'aimerais quitter cette tôle.»
- (spreektaal) bordeel, hoerenkast [2][1]
- (spreektaal) hotelkamer [2][1]
- (spreektaal) nederlaag
- «On s’est pris une tôle dimanche au foot.»
- Zondag hebben ze ons verslagen met voetballen. [2]
- «On s’est pris une tôle dimanche au foot.»
- ↑ 1,0 1,1 1,2 1,3 Wouw, Berry van de, Woordenboek populair Frans - Nederlands. Woordenboek van het Frans dat u op school nooit leerde, 2e druk, Breda: Uitgeverij Arti-Choc, 2014; p. 202
- ↑ 2,0 2,1 2,2 2,3 2,4 Wouw, Berry van de, Woordenboek populair Frans - Nederlands. Woordenboek van het Frans dat u op school nooit leerde, 2e druk, Breda: Uitgeverij Arti-Choc, 2014; p. 197