• sun·ner·baa·rer
  • Pennsylvania-Duitse bijvoeglijknaamwoordsvorm met het achtervoegsel -baar en met uitgang -er

sunnerbaarer

  1. nominatief en accusatief mannelijk enkelvoud stellende trap van sunnerbaar

sunnerbaarer

  1. datief vrouwelijk enkelvoud stellende trap van sunnerbaar

sunnerbaarer

  1. vergrotende trap van sunnerbaar