Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • su·eren
Woordherkomst en -opbouw

uit het Frans

Werkwoord

sueren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sueren
sueerde
gesueerd
zwak -d volledig
  1. (kookkunst) bakken met boter of olie zonder bruin te laten worden in een pan met deksel en op een laag vuur

Gangbaarheid

Meer informatie