studeerden af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stu·deer·den af
Woordherkomst en -opbouw
- uit studeerden (werkwoord) en af, hiertussen kunnen nog andere woorden staan
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afstuderen |
studeerden af
- meervoud verleden tijd van afstuderen
- Wij studeerden af.
- Jullie studeerden af.
- Zij studeerden af.
- Wij studeerden af.
Gangbaarheid
- Het woord studeerden af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.