stroom samen
- stroom sa·men
vervoeging van |
---|
samenstromen |
stroom (...) samen
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenstromen
- Ik stroom samen.
- gebiedende wijs van samenstromen
- Stroom samen!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van samenstromen
- Stroom je samen?
- Het woord stroom samen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.