• stre·ket
  • Bijvoeglijk gebruik van het voltooid deelwoord van Noors:  streke ww  met de woorduitgang -t
Naar frequentie 56625
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud streket - - - - - -
o enkelvoud streket
meervoud strekede
strekete
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
strekede
strekete
- - - - - -

streket

  1. gestrekt

streket

  1. verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van streke

har streket

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van streke

streket

  1. voltooid (verleden) deelwoord van streke


  • stre·ket

streket

  1. nominatief bepaald onzijdig enkelvoud van strek