Nederlands

 
tiara bezet met stras
Uitspraak
Woordafbreking
  • stras
Woordherkomst en -opbouw
  • genoemd naar de Weense uitvinder ervan Joseph Strasser (1700-1773) [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord stras strassen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het straso

  1. een op diamant gelijkend materiaal op basis van glas

stras m

  1. imitatie edelsteen gemaakt van stras

Gangbaarheid

35 % van de Nederlanders;
33 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen