• stor·ge·vinst
  • Afgeleid van Noorse naamwoord gevinst met het voorvoegsel stor-.
Naar frequentie > 50000

storgevinst m

  1. een grote prijs
    «Svensk ektepar spilte for 72 kroner og håvet inn storgevinst
    Een Zweeds echtpaar speelde voor 72 Zweedse kronen en streek een grote prijs op.
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   storgevinst     storgevinsten     storgevinster     storgevinstene  
genitief   storgevinsts     storgevinstens     storgevinsters     storgevinstenes