Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stop af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afstoppen

stop af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstoppen
    • Ik stop af. 
  2. gebiedende wijs van afstoppen
    • Stop af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstoppen
    • Stop je af? 


Gangbaarheid