• verbinding van  stikken  en van, in de huidige overdrachtelijke betekenis "in grote getale aanwezig zijn" opgekomen in de jaren 80 van de 20e eeuw, voor een vindplaats zie hieronder.
  • Oorspronkelijk hyperbolisch als toespeling op het hebben van zovele gevoelens, dorst of rook, e.d. dat iemand dreigde erin te stikken.

stikken van

  1. (informeel) onpersoonlijk in grote getale aanwezig zijn
     Het gezicht van het fascisme werd dagelijks duidelijker. Het stikte van ‘Gefährliche Kurven’. Mussolini had Abessinië veroverd, Hitler had Oostenrijk ingepikt.[1]
  2. (figuurlijk) door de aanwezigheid van een overmaat aan bepaalde gevoelens, zaken, dingen e.d., dreigen te stikken
     Vanwege de beschreven waanzin en schizofrenie komen ze in De Sonetten van de kleine waanzin nogal eens voor: ruimtes waar men stikte van de doden[2]
  1.   Weblink bron
    Wim Schouten
    “Een vak vol boeken. Herinneringen aan veertig jaar leven in en om de uitgeverij.” (1988), De Bezige Bij, Amsterdam, p. 15
  2.   Weblink bron
    Ron Sijthoff
    ‘Wij hebben het woord gezocht, dat niet bedorf als een spiegel’. Hans Andreus en de poëtische traditie in: Bzzlletin (1983-1984), p. 17 op dbnl.org