• stief·fa·mi·lie
enkelvoud meervoud
naamwoord stieffamilie stieffamilies
verkleinwoord

de stieffamiliev

  1. (familie) bloedverwanten van de latere levenspartner van vader of moeder
     Stieffamilie van slachtoffers krijgt in de toekomst ook spreekrecht bij rechtszaken. Op dit moment is het nog zo dat alleen bloedverwanten aan het woord mogen komen. Dat is niet meer van deze tijd, vindt minister Van der Steur.[1]
     Het is bijzonder, omdat twee van de drie nabestaanden stieffamilie zijn. Volgens de wet hebben alleen bloedverwanten spreekrecht. Ook de Hoge Raad staat dat tot nu toe niet toe. De advocaat van de verdachte en de officier van justitie hadden er geen bezwaar tegen, schrijft Omroep Brabant.[2]
  1.   Weblink bron “Stieffamilie krijgt ook spreekrecht na rechtszaak Van den Hurk” (24-12-2016), NOS
  2.   Weblink bron “Nabestaanden Nicole van den Hurk mogen spreken tijdens rechtszaak” (31-03-2017), NOS