Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • stem·me·rid·se
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   stemmeridse     stemmeridsen     stemmeridser     stemmeridserne  
genitief   stemmeridses     stemmeridsens     stemmeridsers     stemmeridsernes  

Zelfstandig naamwoord

stemmeridse, g

  1. (anatomie) stemspleet