• stelt te·gen·over
vervoeging van
tegenoverstellen

stelt (...) tegenover

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tegenoverstellen
    • Jij stelt tegenover. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van tegenoverstellen
    • Hij stelt tegenover. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van tegenoverstellen
    • Stelt tegenover!