Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sta·pel·den op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opstapelen

stapelden (...) op

  1. meervoud verleden tijd van opstapelen
    • Wij stapelden op. 
    • Jullie stapelden op. 
    • Zij stapelden op. 
     Tijdens Johnsons termijn als premier stapelden de schandalen zich langzaam op. Het merendeel vond plaats in de categorie 'partygate'. Die zaak draait om verboden feestjes op het kantoor van Johnson tijdens coronalockdowns.[1]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Britse premier Johnson stapt op, maar blijft zitten tot opvolger bekend is” (onderdag 07 juli 2022), NU.nl