• stal·les
enkelvoud meervoud
naamwoord - stalles
verkleinwoord - -

de stallesmv

  1. (toneel) zitplaatsen op de rijen direct voor het toneel
    • Alles is zo ingericht dat Van Duin ontspannen kan leunen op zijn reputatie. De zaal is nog maar nauwelijks opgewarmd, of hij slaagt er al met groot gemak in van balkons via parterre naar stalles een wave op gang te brengen. [4]
59 % van de Nederlanders;
27 % van de Vlamingen.[5]