Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sta·ge·be·drijf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stagebedrijf stagebedrijven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het stagebedrijfo

  1. bedrijf waar leerlingen praktijkervaring kunnen opdoen in het kader van hun opleiding
     De opleiding heeft samen met de studente en het stagebedrijf een nieuwe invulling aan de stage gegeven waar iedereen tevreden mee is.[1]
     Vierhonderd tot vijfhonderd mbo-scholieren hebben geen stageplek meer door het faillissement van grote winkelketens als V&D en Scapino. Ze moeten snel op zoek naar een ander stagebedrijf, want anders komt hun diploma in gevaar.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Toch pornostage bij Kim Holland” (15-05-2014), NOS
  2.   Weblink bron “Ook mbo-stagiairs op straat door faillissement winkelketens” (08-03-2016), NOS