stabbestein
- stab·be·stein
Naar frequentie | zeldzaam |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | stabbestein | stabbesteinen | stabbesteiner | stabbesteinene |
genitief | stabbesteins | stabbesteinens | stabbesteiners | stabbesteinenes |
stabbestein, m
- (verkeer) een grote steen als afbakening langs de straat op gevaarlijke routes
- «I en sving tørnet bilen mot en stabbestein og sjåføren blev slynget ut bilen.»
- In een bocht botste de auto tegen een stenen afbakening en de bestuurder werd uit de auto geslingerd.
- «I en sving tørnet bilen mot en stabbestein og sjåføren blev slynget ut bilen.»
- stab·be·stein
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | stabbestein | stabbesteinen | stabbesteinar | stabbesteinane |
stabbestein, m
- (verkeer) een grote steen als afbakening langs de straat op gevaarlijke routes