Nederlands

 
squaw
Uitspraak
Woordafbreking
  • squaw
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘indiaanse vrouw’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord squaw squaws
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de squawv

  1. indiaanse vrouw
    • Dit keer mochten de mannen met Phrygische mutsen en de op squaws lijkende vrouwen wel stormachtig applaus in ontvangst nemen. Daarentegen kon het nieuwe ballet van Sasha Waltz rekenen op een mengeling van bijval en boegeroep. Zeker na een confrontatie met de genialiteit van het origineel deed het een beetje aan als een verwaterde versie, een soort West Side Story in kleurige soepjurken. [3] 

Gangbaarheid

55 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen