Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sprok·kelt bij·een
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
bijeensprokkelen

sprokkelt (...) bijeen

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijeensprokkelen
    • Jij sprokkelt bijeen. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bijeensprokkelen
    • Hij sprokkelt bijeen. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van bijeensprokkelen
    • Sprokkelt bijeen! 

Gangbaarheid