• spreekt uit
vervoeging van
uitspreken

spreekt (…) uit

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspreken
    • Jij spreekt uit. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitspreken
    • Hij spreekt uit. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitspreken
    • Spreekt uit!