Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sport·bub·bel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sportbubbel sportbubbels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de sportbubbelm

  1. een vaste groep mensen met wie men tijdens de lockdown mag sporten
    • Door middel van een sportbubbel werd voorkomen dat het coronavirus zich wijd kon verspreiden onder sporters.