sponsoren
- spon·so·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sponsoren |
sponsorde |
gesponsord |
zwak -d | volledig |
sponsoren
- overgankelijk als sponsor fungeren voor iets of iemand
- Hij sponsort met vijftien andere bedrijven het evenement.
1. als sponsor fungeren voor iets of iemand
de sponsoren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord sponsor
- Het woord sponsoren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sponsoren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be