• spon·so·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
sponsoren
sponsorde
gesponsord
zwak -d volledig

sponsoren

  1. overgankelijk als sponsor fungeren voor iets of iemand
    • Hij sponsort met vijftien andere bedrijven het evenement. 

de sponsorenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord sponsor
99 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be