Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spon·de·us
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Grieks [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord spondeus spondei
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de spondeusm

  1. (dichtkunst) versvoet die bestaat uit twee beklemtoonde lettergrepen

Gangbaarheid

18 % van de Nederlanders;
24 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen