• spil·la·ge
enkelvoud meervoud
naamwoord spillage spillages
verkleinwoord - -

de spillagev

  1. hoeveelheid van een product die bij opslag, transport of bewerking verloren gaat
     Daarnaast is er sprake van een paar procent ‘spillage’: er blijft soms een restje in een flacon zitten, zo nu en dan blijkt een vaccin over de datum of valt er een prik op de grond: er zijn dus altijd wat meer vaccins nodig.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Wouter van Loon
    “Problemen bij Janssen vertragen vaccinaties” (28 mei 2021) op nrc.nl