Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spijs·brok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spijsbrok spijsbrokken
verkleinwoord spijsbrokje spijsbrokjes

Zelfstandig naamwoord

de spijsbrokv / m

  1. (biologie) een hoeveelheid halfverteerd voedsel onderweg van of naar de maag
    • Koeien herkauwen spijsbrokken die eerst enige tijd in de pens gefermenteerd zijn. 

Gangbaarheid