• speel·hol
enkelvoud meervoud
naamwoord speelhol speelholen
verkleinwoord speelholletje speelholletjes

het speelholo

  1. (spel) enigszins gore soort van casino, goktent of speelhuis maar ook schaak- of kaartclub waar druk gespeeld wordt.
    • Ook op die mooie lentedag waren de schakers weer aanwezig in hun rokerige speelhol 
91 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be