speelhol
- speel·hol
- samenstelling van speel ww en hol
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | speelhol | speelholen |
verkleinwoord | speelholletje | speelholletjes |
het speelhol o
- (spel) enigszins gore soort van casino, goktent of speelhuis maar ook schaak- of kaartclub waar druk gespeeld wordt.
- Ook op die mooie lentedag waren de schakers weer aanwezig in hun rokerige speelhol
- Het woord speelhol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "speelhol" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be