Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • speel·den te·gen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
tegenspelen

speelden (…) tegen

  1. meervoud verleden tijd van tegenspelen
    • Wij speelden tegen. 
    • Jullie speelden tegen. 
    • Zij speelden tegen. 

Gangbaarheid