• spa·ti·e·ren

spatiëren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
spatiëren
spatieerde
gespatieerd
zwak -d volledig
  1. ruimte tussen woorden of letters aanbrengen
79 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[2]