• spart
vervoeging van
sparren

spart

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sparren
    • Jij spart. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sparren
    • Hij spart. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van sparren
    • Spart! 


  • spart
  • Afkomstig van het Nynorske werkwoord spare.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud spart
o enkelvoud spart
meervoud sparte
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
sparte

spart

  1. gespaard