snuitte af
- Geluid: snuitte af (hulp, bestand)
- IPA: / ˈsnot ˈɑf / (2 lettergrepen)
- snuit·te af
vervoeging van |
---|
afsnuiten |
snuitte (…) af
- enkelvoud verleden tijd van afsnuiten
- Ik snuitte af.
- Jij snuitte af.
- Hij, zij, het snuitte af.
- Ik snuitte af.
- Het woord 'snuitte af' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.